19. Het tweede rijtuig

Ailinn begreep er niets van. Zouden de berichten Brennen dan nog helemaal niet bereikt hebben? Van Nova naar Ailille reizen, dat was haar vaders oorspronkelijke plan geweest.

Quan had een boodschapper geprobeerd te sturen, had hij hun verteld. Dat had hem vijftig guldstukken gekost. Maar vijftig guldstukken was blijkbaar wat een boodschapper van Fortuna naar Ran kostte. De Jaarvergadering was van Ran naar het Aliyahgebergte verplaatst. Zou de boodschapper daar niet voor datzelfde bedrag heen hebben willen reizen en had hij daarom zijn taak maar gewoon voor gezien gehouden? En was Brennen in Nova dan ook niets ter ore gekomen van de problemen in Vertival? Misschien niet, wie wisten er tenslotte van? Xen van de herberg De Oude Zeemeeuw, en misschien een paar familieleden van hem. En die wisten er niet eens het fijne van.

Het zinde haar helemaal niet dat mestre Odis maar zo weinig losliet. Hij scheen wel een rijtuig geregeld te hebben. Ik stuur jullie naar Ailille, had hij gezegd, en daarna had hij Ailinn meegenomen naar De Vergulde Goezoe om daar Esha op te halen. Maar hij had Esha ook weinig willen vertellen van wat hij gezien had in zijn spiegel. ‘Het is allemaal nog wat onduidelijk,’ had hij gemompeld, wat Ailinn gek vond, want eerder die middag waren zijn exacte woorden: ik weet genoeg.

‘Wie bezoekt uw echtgenoot in Ailille?’ had mestre Odis aan Esha gevraagd.

‘Vrienden,’ had Esha geantwoord. ‘En hij zou er op zoek gaan naar een paar mooie donkinns.’

‘Donkinns!’ riep Ailinn. ‘Ik zag donkinns in de spiegel!’

Mestre Odis keek haar narrig aan. Het duurde even voor hij het woord weer nam. ‘Het zouden de stallen van Merfyn Kunal kunnen zijn die ik zag, zijn donkinns zijn gewild in heel Omnia. Hij fokt meerdere rassen, maar allemaal even sterk, echte prijswinners. Niet goedkoop ook.’

‘O, dat zou goed kunnen!’ bevestigde Esha die mogelijkheid. ‘Onze oude donkinns kwamen ook van...’ Ze zweeg. Ze dacht aan de twee donkinns die hun ontfutseld waren. Ze zuchtte en haalde haar schouders op. ‘Boffen die Skum even.’ Ze keek mestre Odis een paar tellen afwachtend aan. ‘Dus mijn dochter en ik gaan naar Ailille? Naar de stallen van Kunal?’

‘Dat lijkt me momenteel de beste keus,’ knikte Odis langzaam.

‘Nu meteen?’

‘Nee nee, het is een lange rit. U doet er goed aan eerst nog een stevige maaltijd te bestellen!’

‘Hier?’ vroeg Ailinn met opgetrokken neus, ze zaten nog steeds in De Vergulde Goezoe.

Mestre Odis schokschouderde. ‘Wat kaas, een flink stuk brood. Een paar bekers dikke yakamelk.’ Hij liet onmiddellijk een bestelling uitgaan naar de keuken. ‘Nu u niet helemaal naar Nova hoeft te reizen, houdt u wel wat guldstukken over!’ Hij knipoogde naar Russo, de herbergier. ‘Doe mij je beste dauwbessenwijn, man! En niet dat aangelengde spul dat je daar achter de bar bewaart. Haal maar een onaangebroken kruik uit je kelder.’ Hij lachte. ‘Weet je wat, ik haal er zelf wel eentje.’

Met een nonchalant handgebaar gaf Russo te kennen dat Odis zijn gang maar moest gaan.

Even later kwam Odis terug met een zware kruik vol wijn. Hij had de kurk er al af gehaald en zelfs al een glaasje voor zichzelf ingeschonken. ‘Om te proeven of het wel een goeie is.’ Hij zette een glas voor Esha op de tafel neer. ‘En dat is het, een heel goeie zelfs!’

Esha liet zich inschenken, ze proefde ervan en kneep haar ogen tot vergenoegde spleetjes.

‘Mag ik ook eens...’ bedelde Ailinn om een slokje.

Maar mestre Odis hield haar met een ruw gebaar tegen. ‘Dit is geen spul voor kleine meisjes. Russo, doe haar nog wat van die lichte wijn.’

Ailinn trok een verontwaardigd gezicht. Ze blikte omhoog naar haar moeder. ‘Eén slokje, dat mag toch wel!’

‘Ach, natuurlijk wel,’ zei Esha, en ze gaf Ailinn haar glas.

Ailinn zette het glas aan haar mond en een drupje van de paarse vloeistof gleed over haar tong. Ze had nooit eerder dauwbessenwijn gedronken, alleen kruidenwijn, en die kreeg ze vermengd met flink wat water. Ze rilde en keek teleurgesteld. ‘Ik vind het helemaal niet lekker.’

Ze wilde, voor de zekerheid, juist nog een klein slokje proberen, toen mestre Odis haar het glas uit handen nam en het teruggaf aan Esha. ‘Zoals ik al zei: niks voor kleine meisjes.’

Ailinn sloeg haar armen over elkaar en leunde met een stug gezicht achterover in haar stoel. Ook al had mestre Odis wel een beetje gelijk – ze vond het spul tenslotte niet eens lekker – ze had er toch een hekel aan om als een onnozel klein kind behandeld te worden.

Gelukkig kwam daarna al snel het eten op tafel. Het brood was stevig en vol goudgele graankorrels, en de kaas was zout en scherp. De yakamelk was dik en romig, en Ailinn dronk er twee grote bekers van.

Esha stond erop zelf af te rekenen. Ze had uitgerekend hoeveel guldstukken ze overhield nu de rit niet naar Nova ging. Russo verscheen aan hun tafeltje en vertelde Esha wat het moest kosten. Esha rommelde in een buideltje dat om haar middel hing. Ze had haar oude kleren weer aangetrokken en van een van de dienstmeiden een riem gekregen om haar nieuwe goudbuidel aan te hangen. Ze vocht een poosje met het leren koordje dat de buidel dichthield. ‘Sorry...’ giechelde ze, ‘... m’n vingers willen niet meer.’ Eindelijk lukte het haar het knoopje los te krijgen. Ze schudde wat guldstukken op haar handpalm. Een stuk of wat gleden ernaast en rolden over de tafel en over de vloer. ‘O... Shiv.’

‘Tggg!’ deed Ailinn beschaamd. ‘Ben je dronken of zo?’

‘Het... het lijkt wel, hè?’ hikte Esha.

‘Lekker zeg, als we straks dat hele eind in die koets moeten.’ Ailinn keek bezorgd naar haar moeders onhandige geklungel. ‘Als je maar niet gaat kotsen onderweg.’

‘Welnee,’ lachte Esha jolig. ‘Maak je niet zo druk, wees een beetje vrolijk! We gaan naar Brennen, Ailinn! Misschien zien we hem morgen al.’ Ze keek mestre Odis aan. ‘Hoe lang doet het rijtuig erover denk je?’ Voordat Odis antwoord kon geven, had ze echter nog meer munten over de vloer laten rollen en nu dook ze er op handen en knieën achteraan.

‘Nee hè,’ verzuchtte Ailinn. Ze keek mestre Odis smekend aan. ‘Mijn moeder is ladderzat! Kunt u daar nog iets aan doen?’

Mestre Odis glimlachte. ‘Maar natuurlijk,’ zei hij met een buiginkje van zijn hoofd. Hij haalde een klein flesje uit zijn draagtas. Het was ongeveer halfvol. Hij greep Esha’s glas en liet de volledige inhoud van het flesje erin glijden. Ailinn zag dat het een stroperige, donkerblauwe vloeistof was. Mestre Odis schoof het glas over de tafel in Esha’s richting. ‘Vrouwe...’ drong hij beleefd aan, ‘... als u zo vriendelijk zou willen zijn nog één klein slokje te drinken...’ hij grinnikte, ‘... om uw dochter een plezier te doen.’

Esha, inmiddels terug op haar stoel, greep het glas en sloeg de inhoud in één teug achterover. Ze rilde. ‘Ahh bah, wat was dat!’

‘Laten we nu maar gauw gaan,’ zei mestre Odis, en hij stond op. Hij zei Russo vriendelijk gedag en bedankte hem voor de maaltijd.

Russo gromde iets ten antwoord. Het klonk als goede reis.

Het was al schemerig toen ze buiten kwamen. De bloesemmaand was inmiddels overgegaan in de bladmaand, maar de avonden waren nog niet zo lang en licht als ze in de zomer zouden zijn.

Mestre Odis had Esha stevig bij de arm genomen, en al lag er een enigszins ongemakkelijke trek op zijn gezicht, hij begeleidde haar keurig netjes naar de rijtuigstandplaats zonder haar ook maar een keertje te laten vallen.

‘Ik dacht dat dat spulletje zou helpen, dat u haar gegeven heeft,’ mopperde Ailinn.

‘Geduld, meisje,’ deed mestre Odis zoetsappig.

Ze liepen tot aan een van de voorste koetsen. Het geschreeuw en gedoe zoals Ailinn dat die middag aanschouwd had, was schijnbaar achter de rug. Het rijtuig had zich al uit de wirwar van door elkaar gestalde koetsen gewerkt en een plekje gevonden vanwaar het zo weg kon rijden.

Mestre Odis wuifde naar de koetsier, een dikke, oude man met een verfomfaaide zwarte hoed op zijn hoofd. De man zat al voor op de bok en bij wijze van groet tikte hij met een zweepje tegen de rand van zijn hoofddeksel.

‘Blijft u maar zitten!’ riep mestre Odis, toen hij zag dat de man aanstalten wilde maken om van zijn rijtuig te klimmen. Hij haalde een buideltje uit zijn zak en gooide het met een mooie boog regelrecht in de handen van de koetsier.

‘Hm-mm!’ smakte het kromme kereltje, alsof guldstukken eetbaar waren. Hij woog het zakje op zijn hand en begon daarna aan het lusje te peuteren.

‘Ja, tel het maar even na,’ lachte mestre Odis. ‘Geloof me, van de fooi alleen al kunt u een avondje flink dronken worden!’

‘Net als die dame daar,’ grinnikte de koetsier, en hij schudde wat glimmende munten in zijn handpalm.

Met een zucht rukte mestre Odis de zijdeur van de koets open. Hij greep Esha met twee handen vast en probeerde haar ertoe te bewegen de treeplank te bestijgen. Als een berg pudding zakte ze in elkaar, haar wijde rokken ploften als een leeggelopen ballon om haar heupen.

‘Shiv!’ vloekte Ailinn. ‘Ik schaam me dood. Wat moet die koetsier niet van ons denken!’

Maar Esha reageerde niet eens op haar dochters verwijten, ze bleef als een voddenbaal aan de magiërs voeten liggen.

‘Help me even, wil je?’ snauwde mestre Odis tegen Ailinn.

Samen hesen ze Esha omhoog en met veel duwen en trekken wisten ze haar in de koets te proppen. Met een resoluut duwtje deed mestre Odis de deur achter haar dicht.

Ailinn wilde al achter de koets langs lopen naar de andere kant, om zelf ook in te stappen, toen mestre Odis haar plotsklaps bij de mouw greep. Zijn sterke vingers klemden zich in een ijzeren greep om haar bovenarm. Hij klopte op de zijkant van de koets en riep naar de koetsier: ‘Ja, vooruit maar!’

‘Yo yo!’ riep de koetsier ten antwoord, en zijn donkinns reageerden daarop door zich prompt in beweging te zetten. ‘Naar Achille!’

‘Maar... hé!’ Ailinn probeerde haar arm los te rukken. ‘Hé... wacht nou!’

De koets reed echter onverstoorbaar verder.

‘Maar ik zit er nog niet in!’ gilde Ailinn. Ze zag de afstand tussen haarzelf en de wielen van het rijtuig snel groter worden. De vingers van mestre Odis bleven zich echter om haar arm klemmen. Met grote, verschrikte ogen keek ze naar hem op. Zijn gezicht was vrijwel uitdrukkingsloos, of bespeurde ze daar een triomfantelijk lichtje in zijn ogen? Ze deed haar mond open om te protesteren. Op dat moment drong er nog iets tot haar door. Achille, had de koetsier geroepen, ze wist het zeker. Maar ze moesten naar Ailille! ‘En hij heeft het ook nog verkeerd verstaan!’ Ze rukte aan haar arm. ‘Die koetsier, hij zei Achille, hoorde u dat dan niet? Maar het moet Ailille zijn, in plaats van Achille.’

Mestre Odis liet voorzichtig haar arm los. Met een nuffig gebaartje trok hij de mouwen van zijn mantel recht en hij klopte wat denkbeeldige stofjes weg. ‘Je meent het.’

Ailinn keek de verdwijnende koets na. Ze zette zich schrap en wilde juist de achtervolging inzetten, toen mestre Odis iets mompelde. Zijn arm zwaaide in haar richting.

Ailinn voelde hoe haar knieën begonnen te trillen. Vervolgens werden haar benen slap als was, en ze moest zich ergens aan vastgrijpen om niet te vallen. Toevallig was het enige dat dichtbij genoeg stond om zich aan vast te houden, mestre Odis, en nu hing ook zij in zijn armen, net zoals Esha een minuutje eerder. Mestre Odis liet het lang genoeg duren om de koets uit het zicht te zien verdwijnen. Daarna zette hij Ailinn weer op haar eigen benen met een nieuwe fluistering van lange woorden.

Even leek Ailinn zich nogmaals voor te nemen achter de koets aan te gaan rennen, maar mestre Odis slaakte een overdreven zucht en met een verveeld gezicht boog hij zich over haar heen. ‘Ja, ik weet dat je elfenloopje snel is, maar mijn toverspreuken zijn nog veel sneller, dus bespaar je de moeite.’

Ailinn voelde hoe er tranen in haar ogen sprongen. Wanhopig staarde ze in het duister van de donkere, lege weg waarlangs het rijtuig zojuist verdwenen was. Ze wendde zich tot mestre Odis, ze wilde hem naar het waarom vragen en deed haar mond al open, maar er welde alleen een snik uit haar keel omhoog. Ze balde haar vuisten. Ze had het kunnen weten. Ze had het moeten weten. Ze had zijn plannen van het begin af aan doorgehad. Misschien was ze zich er maar half bewust van geweest, maar ze herinnerde zich hoe ze het er zelfs nog met Elm over had gehad: mestre Odis wilde met haar naar Faedra. Ze deed haar best Odis de meest haatdragende blikken te zenden waar ze over beschikte, maar hij glimlachte slechts geamuseerd.

‘Kom, laten we naar ons eigen rijtuig gaan,’ zei hij opgewekt, en hij draaide zich om.

Ailinn wist niets beters te doen dan hem maar te volgen. Wegrennen had geen enkele zin. De koets met daarin haar moeder was weg. Ze was hier alleen. Alleen met mestre Odis, aan wie ze niet kon ontsnappen omdat hij haar om kon toveren in een slap vod dat niet meer op eigen benen kon staan.

Er bleek een tweede rijtuig klaar te staan, een kleine, onopvallende koets, donkerbruin, de wielen en zijkanten nog bemodderd van vorige ritten. Twee ruwharige donkinns stonden al ingespannen te wachten. Een koetsier leunde tegen de zijkant van de wagen, hij rookte een kromme pijp. Zodra hij mestre Odis in het vizier kreeg, klopte hij de pijp uit tegen een van de wielen.

Mestre Odis knikte naar hem. ‘Goedenavond.’

‘Het ritje naar het noorden,’ antwoordde de koetsier, en hij lachte tevreden toen hij mestre Odis de goudbuidel tevoorschijn zag halen.

Deze buidel was aanzienlijk groter dan het exemplaar dat Odis zojuist aan de andere koetsier overhandigd had, zag Ailinn. Waar gingen ze in Shivsnaam helemaal heen? Naar het noorden. Naar Archeron? En dan van de kusten van Archeron naar Faedra? Onwillig liet ze zich in het rijtuig duwen. Ze plofte op een bankje en sloeg haar armen over elkaar in wat een boos gebaar moest voorstellen, maar wat meer nog was bedoeld om haar armen beschermend om zichzelf heen te slaan. Ze rilde. Wat hing haar boven het hoofd?